woensdag 19 november 2014

Oude kookboeken

Onlangs, bij het leegmaken van mijn ouderlijk huis, vond ik het kookboek van mijn moeder. Het kookboek van de Amsterdamse huishoudschool (12e druk) van net na de oorlog. Het was blijkbaar een Sinterklaascadeautje geweest van mijn vader vlak nadat beiden getrouwd waren want het gedicht in (overduidelijk) het handschrift van mijn vader, zat er nog in. Een plagerijtje over tuinbonen die mijn moeder blijkbaar eerder had verprutst. Mijn vader had naar aanleiding van dat incident aangenomen dat ze wel een kookboek kon gebruiken. Dat mijn opa al eerder zijn medeleven met mijn vader had uitgesproken omdat mijn moeder, als ambtenaar, waarschijnlijk slechts puzzels kon koken, zal daar niet bij hebben meegespeeld.

Met of zonder kookboek, mijn moeder heeft zich nooit meer aan tuinbonen gewaagd.


Maar waarom ik dat kookboek hier nu ter sprake breng is het volgende: natuurlijk wordt er voornamelijk uitgelegd hoe je het dagelijkse eten kookt. Maar het viel mij op dat er ook erg veel gemeld wordt over de manieren van tafeldekken, menuvolgordes, tafelinrichting (waar dient het verschillende bestek te liggen bij uitgebreide menu's) verschillende fornuizen (oa het uit Zweden afkomstige AGA-fornuis!) en kooktechnieken. Het gasfornuis had klaarblijkelijk nog niet zo lang geleden haar intrede gedaan want daarover werd verteld: "Tot de meer moderne verwarmingstoestellen behoren de gastoestellen en gasfornuizen, die grote voordelen bieden, maar welker nadelen we toch ook niet onbesproken mogen laten." Het is een beetje onduidelijk wat die nadelen dan zijn. Het grootste bezwaar dat ik hier lees is: "Het is raadzaam steeds voor voldoende ventilatie te zorgen, daar anders te veel vocht in de omgeving zou komen, een bezwaar dat waarlijk niet gering geacht moet worden." Dat lijkt me nogal mee te vallen, mits natuurlijk voor kwaliteitstoestellen wordt gekozen.

Maar wat mij vooral aan dat kookboek verbaasde was dat er recepten en ingrediënten in staan waarvan ik altijd had gedacht dat die pas veel later ons land binnen waren gedrongen, zoals rode en groene paprika. In het boekje over 50 jaar paprika dat de telersvereniging Colourfull taste dit jaar uitbracht, staat dat teler Nico Jansen een van de eersten in Nederland was die overstapte op de paprikateelt. Hij bracht in 1963 zijn eerste tien kistjes met elk tien paprika's naar de veiling. Dat boekje vermeldt daarbij dat de Nederlander vóór 1960 bijna geen paprika at en dat het een "schaars, exotisch en duur product" was. Wat er verkocht werd lag bij de betere groentewinkel en kwam 's zomers uit Italië, in het najaar uit het Oostblok en 's winters uit Afrika.

Denk je even in: een versproduct dat duizenden kilometers aflegt, is nu niet zo raar meer, maar in 1950 (ik kan niet precies achterhalen van welk jaar deze druk is), hoe deden ze dat?